Wegenverkeerswet 1994
Artikel 162
1
Een van de in artikel 159, onderdeel a, bedoelde personen kan de bestuurder van een voertuig van wie, uit het in artikel 160, vijfde lid, bedoelde onderzoek of op andere wijze, naar het oordeel van die persoon gebleken is dat hij onder zodanige invloed van het gebruik van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid, verkeert, dat hij onvoldoende in staat is een voertuig behoorlijk te besturen, een rijverbod opleggen voor de tijd gedurende welke redelijkerwijs verwacht mag worden dat deze toestand zal voortduren tot ten hoogste vierentwintig uren. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op degene die aanstalten maakt een voertuig te gaan besturen.
2
De opsporingsambtenaar die een rijverbod oplegt, legt dit vast in een beschikking die het tijdstip van ingang en de duur van het verbod bevat.
3
Het is degene aan wie een rijverbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd, verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen gedurende de tijd waarvoor dat rijverbod geldt.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN AS6017, Cassatie, 02415/04
Rechtsoort
Straf
Datum uitspraak
12-04-2005
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Cassatie
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Hoge RaadHet rijverbod ex art. 162.2 WVW 1994 heeft eerst rechtskracht na de vastlegging in een beschikking en de bekendmaking daarvan aan de betrokkene (art. 3:41.1 Awb). âs Hofs oordeel dat de omstandigheid dat het rijverbod mondeling is opgelegd niet in de weg staat aan de geldigheid van het verbod, is derhalve onjuist.